26 Toen zwoer Hij hun met opgeheven hand,dat Hij hen zou neervellen in de woestijn,
27 ook hun nakroost zou neervellen onder de volken,en hen verstrooien over de landen.
28 Toen zij zich aan Baäl-Peor koppelden,en dodenoffers aten,
29 en Hem tergden door hun daden,brak een plaag onder hen uit.
30 Maar Pinechas trad op en hield gericht;toen werd de plaag afgewend.
31 Dat werd hem tot gerechtigheid gerekend,van geslacht tot geslacht, voor altoos.
32 Zij vertoornden Hem bij de wateren van Meriba;het verging Mozes kwalijk om hunnentwil,