3 Welzalig zij, die het recht onderhouden,die te allen tijde gerechtigheid doen.
4 Gedenk mijner, o Here, naar het welbehagen in uw volk,bezoek mij met uw heil,
5 opdat ik het goede voor uw uitverkorenen moge zien,mij verheugen met de vreugde van uw volk,mij beroemen met uw erfdeel.
6 Wij hebben gezondigd, evenzeer als onze vaderen,verkeerd gedaan, goddeloos gehandeld.
7 Onze vaderen in Egypte sloegen geen acht op uw wonderen,zij gedachten niet aan uw talrijke gunstbewijzen,doch waren weerspannig bij de zee, bij de Schelfzee.
8 Maar Hij verloste hen om zijns naams wil,om zijn kracht bekend te maken.
9 Hij dreigde de Schelfzee, en zij verdroogde,Hij deed hen gaan door de waterdieptenals door een woestijn.