35 maar zij lieten zich in met de heidenenen leerden hun werken,
36 zij dienden hun afgoden,die hun tot een valstrik werden,
37 zij offerden hun zonenen hun dochters aan de boze geesten;
38 ook vergoten zij onschuldig bloed,het bloed van hun zonen en dochters,die zij offerden aan de afgoden van Kanaän,zodat het land door bloedschuld werd ontwijd.
39 Zij verontreinigden zich door hun werken,pleegden overspel door hun daden.
40 Toen ontbrandde de toorn des Heren tegen zijn volk,en Hij gruwde van zijn erfdeel;
41 Hij gaf hen in de macht der volken,zodat hun haters over hen heersten;