19 Toen riepen zij tot de Here in hun benauwdheid,en Hij verloste hen uit hun angsten;
20 Hij zond zijn woord, Hij genas henen deed hen aan de groeve ontkomen.
21 Dat zij de Here loven om zijn goedertierenheiden om zijn wonderen aan de mensenkinderen;
22 dat zij lofoffers offerenen zijn werken met gejubel vertellen.
23 Er waren er, die met schepen de zee bevoeren,die handel dreven op de grote wateren.
24 Zij zagen de werken des Herenen zijn wonderen in de diepte.
25 Hij sprak en deed een stormwind opsteken,die haar golven omhoog hief;