21 Dat zij de Here loven om zijn goedertierenheiden om zijn wonderen aan de mensenkinderen;
22 dat zij lofoffers offerenen zijn werken met gejubel vertellen.
23 Er waren er, die met schepen de zee bevoeren,die handel dreven op de grote wateren.
24 Zij zagen de werken des Herenen zijn wonderen in de diepte.
25 Hij sprak en deed een stormwind opsteken,die haar golven omhoog hief;
26 zij rezen ten hemel, zonken neer in de waterdiepten,hun ziel verging van ellende;
27 zij tuimelden en wankelden als een beschonkene,al hun wijsheid werd verslonden.