31 Dat zij de Here loven om zijn goedertierenheiden om zijn wonderen aan de mensenkinderen;
32 dat zij Hem verhogen in de gemeente des volks,en Hem loven in de raad der oudsten.
33 Hij maakt stromen tot een woestijnen waterbronnen tot een dorstig land;
34 vruchtbaar land tot zoute grondwegens de boosheid van wie daar wonen;
35 Hij maakt de woestijn tot een waterpoelen dorstige grond tot waterbronnen.
36 Hongerigen doet Hij daar wonen,zij stichten er een stad ter woning,
37 zij bezaaien akkers en planten wijngaarden,die vrucht als opbrengst opleveren.