8 Dat zij de Here loven om zijn goedertierenheiden om zijn wonderen aan de mensenkinderen,
9 omdat Hij de dorstende ziel heeft gelaafden de hongerende ziel met het goede vervuld.
10 Er waren er, die in donkerheid en diepe duisternis zaten,gebonden in ellende en ijzer.
11 Omdat zij de woorden Gods hadden weerstreefden de raad des Allerhoogsten versmaad,
12 had Hij hun hart door moeite vernederd;zij struikelden, en er was geen helper.
13 Toen riepen zij tot de Here in hun benauwdheid,en Hij verloste hen uit hun angsten;
14 Hij voerde hen uit donkerheid en diepe duisternisen verscheurde hun banden.