24 mijn knieën knikken van het vasten,mijn vlees is vermagerd, zonder vet;
25 daarom ben ik hun tot een smaad geworden;als zij mij zien, schudden zij het hoofd.
26 Help mij, Here, mijn God,verlos mij naar uw goedertierenheid,
27 opdat zij erkennen, dat dit uw hand is,dat Gij, o Here, het gedaan hebt.
28 Al vloeken zij – wil Gij zegenen;al verheffen zij zich – laat hen te schande worden,maar uw knecht moge zich verheugen.
29 Dat mijn belagers met smaad bekleed worden,en zich in hun schande hullen als in een mantel.
30 Ik zal de Here met luider stem loven,ik zal Hem lofzingen te midden van velen;