1 Niet ons, o Here, niet ons,maar uw naam geef eer,om uw goedertierenheid, om uw trouw.
2 Waarom zouden de heidenen zeggen:Waar is toch hun God?
3 Onze God is in de hemel,Hij doet al wat Hem behaagt.
4 Hun afgoden zijn zilver en goud,het werk van mensenhanden;