7 hun handen – maar zij tasten niet,hun voeten – maar zij gaan niet,zij geven geen geluid met hun keel.
8 Wie hen maakten, zullen worden als zij,ieder die op hen vertrouwt.
9 Israël, vertrouw op de Here,Hij is hun hulp en hun schild;
10 gij huis van Aäron, vertrouwt op de Here,Hij is hun hulp en hun schild;
11 gij, die de Here vreest, vertrouwt op de Here,Hij is hun hulp en hun schild.
12 De Here heeft onzer gedacht; Hij zal zegenen,Hij zal zegenen het huis Israëls,Hij zal zegenen het huis van Aäron;
13 Hij zal zegenen wie de Here vrezen,kleinen zowel als groten.