2 Laat Israël nu zeggen:Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
3 Laat het huis van Aäron nu zeggen:Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
4 Laat wie de Here vrezen, nu zeggen:Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
5 Uit de benauwdheid heb ik tot de Here geroepen,de Here heeft mij geantwoorden mij in de ruimte gesteld.
6 De Here is met mij, ik zal niet vrezen;wat zou een mens mij doen?
7 De Here is met mij, onder mijn helpers,daarom zal ik op mijn haters neerzien.
8 Het is beter bij de Here te schuilendan op mensen te vertrouwen;