111 Uw getuigenissen heb ik voor altoos ten erve ontvangen,want zij zijn de blijdschap mijns harten.
112 Ik neig mijn hart om uw inzettingen te doen,voor altoos, ten einde toe.
113 Ik haat weifelaars,maar uw wet heb ik lief.
114 Gij zijt mijn schuilplaats en mijn schild,ik hoop op uw woord.
115 Wijkt van mij, gij boosdoeners,opdat ik de geboden van mijn God beware.
116 Schraag mij naar uw belofte, opdat ik leve,laat mij met mijn hoop niet beschaamd uitkomen.
117 Ondersteun mij, opdat ik verlost worde,dan zal ik mij in uw inzettingen bestendig verlustigen.