116 Schraag mij naar uw belofte, opdat ik leve,laat mij met mijn hoop niet beschaamd uitkomen.
117 Ondersteun mij, opdat ik verlost worde,dan zal ik mij in uw inzettingen bestendig verlustigen.
118 Gij verwerpt allen die van uw inzettingen afdwalen,want hun bedrog is ijdel.
119 Alle goddelozen der aarde doet gij weg als schuim,daarom heb ik uw getuigenissen lief.
120 Mijn vlees beeft van schrik voor U,ik vrees voor uw oordelen.
121 Ik heb recht en gerechtigheid gedaan,geef mij niet over aan mijn verdrukkers.
122 Wees borg voor uw knecht ten goede,laten overmoedigen mij niet verdrukken.