123 Mijn ogen smachten naar uw heil,en naar het woord uwer gerechtigheid.
124 Doe met uw knecht naar uw goedertierenheid,en leer mij uw inzettingen.
125 Ik ben uw knecht, geef mij verstand,opdat ik uw getuigenissen kenne.
126 Het is tijd voor de Here om te handelen,zij hebben uw wet verbroken.
127 Daarom heb ik uw geboden lief,meer dan goud, ja dan fijn goud;
128 daarom houd ik al uw bevelen in alles voor recht,ik haat elk leugenpad.
129 Wonderbaar zijn uw getuigenissen,daarom bewaart ze mijn ziel.