139 Mijn ijver verteert mij,omdat mijn tegenstanders uw woorden vergeten.
140 Uw woord is geheel gelouterd,uw knecht heeft het lief.
141 Ik ben klein en veracht,uw bevelen vergeet ik niet.
142 Uw gerechtigheid is gerechtigheid voor eeuwig,en uw wet is waarheid.
143 Treffen mij nood en verdrukking,dan zijn uw geboden mijn verlustiging.
144 Uw getuigenissen zijn gerechtigheid voor eeuwig;geef mij verstand, opdat ik leve.
145 Ik roep van ganser harte; antwoord mij, Here;uw inzettingen zal ik bewaren.