146 Ik roep U aan; verlos mij,dan zal ik uw getuigenissen onderhouden.
147 Vóór de morgenschemering roep ik om hulp,op uw woord hoop ik.
148 Vóór de nachtwaken beginnen,keren mijn ogen zich naar uw toezegging.
149 Hoor mijn stem, naar uw goedertierenheid; Here, maak mij levend naar uw recht.
150 Wie schanddaden najagen, zijn nabij,verre houden zij zich van uw wet;
151 nabij zijt Gij, o Here,en al uw geboden zijn waarheid.
152 Van oudsher weet ik uit uw getuigenissen,dat Gij ze voor eeuwig hebt vastgesteld.