157 Talrijk zijn mijn vervolgers en mijn tegenstanders,doch van uw getuigenissen wijk ik niet af.
158 Zie ik afvalligen, dan voel ik afschuw,daar zij uw woord niet onderhouden.
159 Zie, hoe ik uw bevelen liefheb; Here, maak mij levend naar uw goedertierenheid.
160 Heel uw woord is de waarheid,al uw rechtvaardige verordeningen zijn voor eeuwig.
161 Vorsten vervolgen mij zonder oorzaak,maar mijn hart vreest voor uw woorden.
162 Ik verblijd mij over uw woordals iemand die rijke buit vindt.
163 Ik haat en verafschuw leugen,maar uw wet heb ik lief.