77 Uw barmhartigheid kome over mij, opdat ik leve,want uw wet is mijn verlustiging.
78 Laten de overmoedigen beschaamd worden,omdat zij mij onverdiend verdrukten;ik overdenk uw bevelen.
79 Laten zich tot mij wenden wie U vrezen,en wie uw getuigenissen kennen.
80 Mijn hart zij onverdeeld in uw inzettingen,opdat ik niet beschaamd worde.
81 Mijn ziel smacht naar uw heil,op uw woord hoop ik;
82 mijn ogen smachten naar uw belofte:wanneer zult Gij mij vertroosten?
83 Hoewel ik ben geworden als een lederen zak in de rook,heb ik uw inzettingen niet vergeten.