81 Mijn ziel smacht naar uw heil,op uw woord hoop ik;
82 mijn ogen smachten naar uw belofte:wanneer zult Gij mij vertroosten?
83 Hoewel ik ben geworden als een lederen zak in de rook,heb ik uw inzettingen niet vergeten.
84 Hoevele zullen de dagen van uw knecht zijn?Wanneer zult Gij aan mijn vervolgers gericht oefenen?
85 Overmoedigen hebben mij kuilen gegraven,zij, die niet leven naar uw wet.
86 Al uw geboden zijn trouw;onverdiend vervolgen zij mij, kom mij ter hulpe!
87 Bijna hebben zij mij op aarde verdelgd,maar ik heb uw bevelen niet verlaten.