1 Een bedevaartslied.Zij hebben mij ten zeerste benauwd van mijn jeugd aan,– zegge nu Israël –
2 zij hebben mij ten zeerste benauwd van mijn jeugd aan,maar zij hebben mij niet overmocht.
3 Ploegers ploegden op mijn rug,zij trokken hun voren lang.
4 De Here, die rechtvaardig is, heeft doorgehouwende touwen der goddelozen.
5 Beschaamd zullen worden en terugdeinzenallen die Sion haten;