7 Laten wij zijn woning binnengaan,laten wij ons nederbuigen voor zijn voetbank.
8 Sta op, Here, naar uw rustplaats,Gij en de ark uwer sterkte.
9 Mogen uw priesters zich bekleden met gerechtigheid,en uw gunstgenoten juichen!
10 Wend het aangezicht van uw gezalfde niet after wille van David, uw knecht.
11 De Here heeft David een dure eed gezworen,waarop Hij niet terugkomt:Een van uw lijfelijke zonen zal Ik op uw troon zetten.
12 Als uw zonen mijn verbond houdenen mijn getuigenis, die Ik hun leer,dan zullen ook hun zonen voor immerop uw troon zitten.
13 Want de Here heeft Sion verkoren,Hij heeft het Zich ter woning begeerd: