16 Zij hebben een mond, maar spreken niet,zij hebben ogen, maar zien niet,
17 zij hebben oren, maar horen niet,ook is er geen adem in hun mond.
18 Wie hen maakten, zullen worden als zij,allen die op hen vertrouwen.
19 Gij huis van Israël, prijst de Here,gij huis van Aäron, prijst de Here,
20 gij huis van Levi, prijst de Here,gij die de Here vreest, prijst de Here.
21 Geprezen zij de Here uit Sion,Hij, die te Jeruzalem woont. Halleluja.