7 die de grote lichten maakte,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
8 de zon tot heerschappij over de dag,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
9 de maan en de sterren tot heerschappij over de nacht,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
10 die Egypte sloeg in zijn eerstgeborenen,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
11 en Israël uit hun midden uitleidde,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
12 met sterke hand en met uitgestrekte arm,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
13 die de Schelfzee in tweeën sneed,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;