1 Aan Babels stromen, daar zaten wij, ook weenden wij,als wij Sion gedachten.
2 Aan de wilgen aldaarhingen wij onze citers;
3 want daar begeerden zij die ons gevangen hielden,van ons een lied,en zij die ons mishandelden, vreugdebetoon:Zingt ons een der liederen van Sion.
4 Hoe zouden wij des Heren lied zingenop vreemde grond?