4 Hoe zouden wij des Heren lied zingenop vreemde grond?
5 Indien ik u vergete, o Jeruzalem,zo vergete (mij) mijn rechterhand;
6 mijn tong kleve aan mijn verhemelte,als ik uwer niet gedenk,als ik Jeruzalem niet verhefboven mijn hoogste vreugde.
7 Reken, o Here, de kinderen Edomsde dag van Jeruzalem toe;hun die zeiden: Breekt af, breekt af,tot op de grond ermee!
8 Gij, dochter van Babel, ter verwoesting bestemde,gelukkig hij, die u zal vergeldenhetgeen gij ons hebt aangedaan;
9 gelukkig hij, die uw kinderen zal grijpenen tegen de rots verpletteren.