4 Wanneer mijn geest in mij versmacht,kent Gij mijn pad.Op de weg die ik ga,verbergen zij mij een strik;
5 schouw ik naar rechts en zie ik uit –niemand ziet naar mij om;is mij de toevlucht ontvallen –niemand vraagt naar mij.
6 Tot U roep ik, Here;ik zeg: Gij zijt mijn schuilplaats,mijn deel in het land der levenden.
7 Sla acht op mijn smeken,want ik ben zeer verzwakt;red mij van mijn vervolgers,want zij zijn sterker dan ik.
8 Voer mij uit de kerker,opdat ik uw naam love;de rechtvaardigen zullen mij omringen,wanneer Gij mij weldoet.