2 ga niet in het gericht met uw knecht,want niemand die leeft, is voor U rechtvaardig.
3 Want de vijand vervolgt mijn ziel,hij vertreedt mijn leven ter aarde,hij doet mij wonen in duisternis,aan hen gelijk, die voorlang gestorven zijn.
4 Daarom versmacht mijn geest in mij,mijn hart is ontsteld in mijn binnenste.
5 Ik gedenk aan de dagen van ouds,ik overpeins al uw daden,ik overdenk de werken uwer handen.
6 Ik strek mijn handen tot U uit,mijn ziel smacht naar U als een dorstig land. sela
7 Antwoord mij haastelijk, Here, mijn geest bezwijkt,verberg uw aangezicht niet voor mij,opdat ik niet worde als wie in de groeve neerdalen.
8 Doe mij in de morgen uw goedertierenheid horen,want ik vertrouw op U;maak mij de weg bekend, die ik gaan moet,want tot U hef ik mijn ziel op.