3 Vertrouwt niet op edelen,op een mensenkind, bij wie geen heil is;
4 gaat zijn adem uit, dan keert hij weder tot zijn aarde,te dien dage vergaan zijn plannen.
5 Welzalig hij, die de God van Jakob tot zijn hulpe heeft,wiens verwachting is op de Here, zijn God,
6 die hemel en aarde gemaakt heeft,de zee en al wat daarin is,die trouwe houdt tot in eeuwigheid;
7 die de verdrukten recht verschaft,die de hongerigen brood geeft.De Here maakt de gevangenen los,
8 de Here maakt de blinden ziende,de Here richt de gebogenen op,de Here heeft de rechtvaardigen lief;
9 de Here behoedt de vreemdelingen,wees en weduwe houdt Hij staande,maar de weg der goddelozen maakt Hij krom.