13 Want Hij maakt de grendels van uw poorten sterk,Hij zegent uw kinderen in uw midden;
14 Hij geeft uw gebied vrede,Hij verzadigt u met het vette der tarwe.
15 Hij zendt zijn bevel op de aarde,zijn woord loopt zeer snel;
16 Hij geeft sneeuw als wol,Hij strooit de rijp als as,
17 Hij werpt zijn ijs als stukken;wie kan bestaan voor zijn koude?
18 Hij zendt zijn woord en doet ze smelten,Hij doet zijn wind waaien, – daar vloeien de wateren.
19 Hij heeft Jakob zijn woorden bekendgemaakt,Israël zijn inzettingen en zijn verordeningen.