6 De Here houdt de ootmoedigen staande,maar Hij vernedert de goddelozen ter aarde toe.
7 Zingt de Here een loflied toe,psalmzingt onze God met de citer,
8 Hem, die de hemel met wolken bedekt,die voor de aarde regen bereidt,die op de bergen gras doet uitspruiten,
9 die het vee zijn voeder geeft,de jonge raven, als zij roepen.
10 Hij heeft geen welgevallen aan de kracht van het paard,noch behagen in de benen van de man;
11 de Here heeft welbehagen in wie Hem vrezen,die op zijn goedertierenheid hopen.
12 Jeruzalem, roem de Here,Sion, loof uw God.