9 gij bergen en alle heuvelen,vruchtbomen en alle ceders;
10 gij wild gedierte en alle vee,wat kruipt en wat met vleugelen vliegt;
11 gij koningen der aarde en alle natiën,gij vorsten en alle richters der aarde;
12 gij jongelingen en ook maagden,gij ouden en jongen tezamen.
13 Dat zij de naam des Heren loven,want zijn naam alleen is verheven,zijn majesteit is over aarde en hemel.
14 Hij heeft voor zijn volk een hoorn verhoogd:een lofzang voor al zijn gunstgenoten,voor de kinderen Israëls,het volk dat nabij Hem is. Halleluja.