1 Waarom woelen de volkenen zinnen de natiën op ijdelheid?
2 De koningen der aarde scharen zich in slagordeen de machthebbers spannen samentegen de Here en zijn gezalfde:
3 Laat ons hun banden verscheurenen hun touwen van ons werpen!
4 Die in de hemel zetelt, lacht;de Here spot met hen.
5 Dan spreekt Hij tot hen in zijn toorn,en verschrikt hen in zijn gramschap:
6 Ik heb immers mijn koning gesteldover Sion, mijn heilige berg.