5 Leven vroeg hij van U; Gij gaaft het hem,lengte van dagen voor altoos en immer.
6 Groot is zijn eer door uw heil,majesteit en luister hebt Gij hem toebedeeld;
7 want Gij maakt hem rijk gezegend voor immer.Gij overstelpt hem met blijdschap voor uw aangezicht.
8 Want de koning vertrouwt op de Hereen door de goedertierenheid des Allerhoogstenwankelt hij niet.
9 Uw hand zal al uw vijanden vinden,uw rechterhand zal uw haters vinden.
10 Gij zult hen maken als een vurige oventen tijde dat Gij verschijnt, o Here.In zijn toorn zal Hij hen verslinden,en het vuur zal hen verteren;
11 hun kroost zult Gij van de aarde verdelgenen hun nageslacht uit de mensenkinderen.