1 Van David.Doe mij recht, Here,want ik heb in onschuld gewandeld;op de Here heb ik vertrouwdzonder te wankelen.
2 Toets mij, Here, en beproef mij,keur mijn nieren en mijn hart.
3 Want uw goedertierenheid houd ik voor ogen,en ik wandel in uw waarheid.
4 Bij de valsaards zit ik niet neer,met de huichelaars ga ik niet om;
5 ik haat het gezelschap der boosdoeners,en bij de goddelozen zit ik niet neer.
6 Ik was mijn handen in onschuld,en maak de omgang om uw altaar, o Here,
7 terwijl ik luide een loflied doe horen,en al uw wonderen vertel.