14 Want ik hoor het gemompel van velen– schrik van rondom –;terwijl zij met elkander tegen mij beraadslagen,smeden zij plannen om mij het leven te benemen.
15 Maar ik vertrouw op U, Here,ik zeg: Gij zijt mijn God.
16 Mijn tijden zijn in uw hand, red mijuit de hand van mijn vijanden en vervolgers.
17 Doe uw aanschijn lichten over uw knecht,verlos mij door uw goedertierenheid.
18 Here, laat mij niet beschaamd worden, want U roep ik aan;laten de goddelozen beschaamd worden,tot zwijgen gebracht in het dodenrijk.
19 Laten de leugenlippen verstommen,die tegen de rechtvaardige verwaten spreken,met trots en hoon.
20 Hoe groot is het goeddat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen,dat Gij bereid hebt voor wie bij U schuilenten aanschouwen van de mensenkinderen.