16 Mijn tijden zijn in uw hand, red mijuit de hand van mijn vijanden en vervolgers.
17 Doe uw aanschijn lichten over uw knecht,verlos mij door uw goedertierenheid.
18 Here, laat mij niet beschaamd worden, want U roep ik aan;laten de goddelozen beschaamd worden,tot zwijgen gebracht in het dodenrijk.
19 Laten de leugenlippen verstommen,die tegen de rechtvaardige verwaten spreken,met trots en hoon.
20 Hoe groot is het goeddat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen,dat Gij bereid hebt voor wie bij U schuilenten aanschouwen van de mensenkinderen.
21 Gij verbergt hen in het verborgene van uw aanschijnvoor de samenscholing der mensen;Gij bergt hen in een hutvoor het getwist der tongen.
22 Geprezen zij de Here,want Hij heeft mij wonderbare goedertierenheid betoondin de gloed der benauwdheid.