9 Want Hij sprak en het was er,Hij gebood en het stond er.
10 De Here verbreekt de raad der volken,Hij verijdelt de gedachten der natiën;
11 de raad des Heren houdt eeuwig stand,de gedachten zijns harten van geslacht tot geslacht.
12 Welzalig het volk, welks God de Here is,de natie, die Hij Zich ten erfdeel koos.
13 De Here schouwt uit de hemel,Hij slaat alle mensenkinderen gade;
14 uit zijn woonplaats ziet Hijnaar alle bewoners der aarde,
15 Hij, die hun aller harten vormt,die al hun werken doorgrondt.