30 De mond van de rechtvaardige gewaagt van wijsheid,zijn tong spreekt het recht;
31 de wet van zijn God is in zijn hart,zijn schreden wankelen niet.
32 De goddeloze loert op de rechtvaardigeen zoekt hem te doden;
33 de Here geeft hem in zijn hand niet over,Hij laat niet toe, dat hij veroordeeld wordt,als hij voor het gericht komt.
34 Wacht op de Hereen bewaar zijn weg,dan zal Hij u verhogen om het land te beërven,de uitroeiing van goddelozen zult gij met vreugde zien.
35 Ik zag een goddeloze, een geweldenaar,die zich uitbreidde als een weelderige woekerplant;
36 toen iemand voorbijging, zie, hij was niet meer,ik zocht hem, maar hij was niet te vinden.