9 mirre, aloë en kassia zijn al uw klederen;uit ivoren paleizen verheugt u snarenspel;
10 koningsdochters zijn onder uw geliefden;de gemalin staat aan uw rechterhand in goud van Ofir.
11 Hoor, o dochter, en zie, en neig uw oor,vergeet uw volk en het huis van uw vader,
12 laat de koning uw schoonheid begeren,want hij is uw heer; buig u dus voor hem neder.
13 Dan zoeken, o dochter van Tyrus,de rijksten des volks met geschenken uw gunst.
14 Louter pracht is de koningsdochter daarbinnen,van goudbrokaat is haar kleed;
15 in kleurig geborduurde gewaden wordt zij tot de koning geleid,jonkvrouwen in haar gevolg, haar vriendinnen,worden tot u gebracht;