1 Voor de koorleider. Van de Korachieten. Een psalm.
2 Hoort dit, alle gij volken,neemt ter ore, alle bewoners der wereld,
3 zowel geringen als aanzienlijken,rijken en armen tezamen.
4 Mijn mond zal enkel wijsheid spreken,de overdenking van mijn hart is louter inzicht.
5 Ik zal mijn oor tot een spreuk neigen,mijn geheimenis bij de citer ontsluieren.
6 Waarom zou ik vrezen in dagen des kwaads,als de ongerechtigheid van mijn belagers mij omringt;
7 van hen, die op hun vermogen vertrouwen,en op hun grote rijkdommen zich beroemen?