16 Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils,laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen;
17 Here, open mijn lippen,opdat mijn mond uw lof verkondige.
18 Want Gij hebt geen behagen in slachtoffers,dat ik die brengen zou;aan brandoffers hebt Gij geen welgevallen.
19 De offeranden Gods zijn een verbroken geest;een verbroken en verbrijzeld hartveracht Gij niet, o God.
20 Doe wèl aan Sion naar uw welbehagen,bouw de muren van Jeruzalem.
21 Dan zult Gij behagen hebben in offers naar de eis,brandoffers in hun geheel gebracht;dan zal men stieren op uw altaar offeren.