15 wij, die samen vertrouwelijke omgang genoten,die in het feestgewoel gingen naar Gods huis.
16 De dood overvalle hen,laten zij levend in het dodenrijk neerdalen;want boosheid is in hun woning, in hun binnenste.
17 Maar ik, ik roep tot God,de Here zal mij verlossen.
18 Des avonds, des morgens en des middags klaag en kreun ik;Hij hoort mijn stem.
19 Hij verlost mijn ziel in vrede van de strijd tegen mij,want met velen zijn zij tegen mij.
20 God hoort en Hij zal hen vernederen– Hij, die van oudsher troont – selahen, die onbekeerlijk zijn en God niet vrezen.
21 Hij strekt zijn handen uit tegen hen met wie hij vrede had,hij schendt zijn verbond;