9 Ik zou mij haastig een wijkplaats zoekentegen de rukwind, tegen de storm.
10 Verwar hen, Here, verdeel hun spraak.Want ik zie geweld en twist in de stad,
11 dag en nacht waren zij om haar rond, op haar muren;daarbinnen zijn onheil en moeite,
12 verderf is daarbinnen,van haar plein wijken verdrukking noch bedrog.
13 Want het is geen vijand, die mij smaadt;dat zou ik dragen;het is niet mijn hater, die zich over mij verheft;voor hem zou ik mij verbergen.
14 Maar gij zijt het, een mens – mijns gelijke,mijn vriend en vertrouwde:
15 wij, die samen vertrouwelijke omgang genoten,die in het feestgewoel gingen naar Gods huis.