15 Des avonds toch komen zij terug,zij huilen als honden en lopen de stad rond.
16 Zij zwerven om te eten;als zij niet verzadigd zijn, dan grommen zij.
17 Ik echter bezing uw sterkte,des morgens jubel ik over uw goedertierenheid;want Gij waart mij een burcht,een toevlucht ten dage toen ik benauwd was.
18 Mijn sterkte, U wil ik psalmzingen;want God is mijn burcht,mijn goedertieren God.