2 Een kleinood van David, tot lering; toen hij de Arameeërs van Mesopotamië en de Arameeërs van Soba had bestreden, en Joab op de terugtocht de Edomieten in het Zoutdal had verslagen, twaalfduizend man.
3 O God, Gij hebt ons verstoten, Gij hebt ons verbroken,Gij zijt verbolgen geweest; herstel ons!
4 Gij hebt het land doen beven en barsten;heel zijn scheuren, want het wankelt.
5 Gij hebt uw volk harde dingen doen zien,Gij hebt ons bedwelmende wijn doen drinken.
6 Gij hebt hun die U vrezen, een banier gegeven,om zich bijeen te scharen vanwege de boogschutters, sela
7 opdat uw geliefden ten strijde toegerust zijn.Geef overwinning door uw rechterhand en antwoord ons.
8 God heeft gesproken in zijn heiligdom.Ik wil juichen, ik wil Sichem verdelen,het dal van Sukkot uitmeten.