8 God heeft gesproken in zijn heiligdom.Ik wil juichen, ik wil Sichem verdelen,het dal van Sukkot uitmeten.
9 Mij behoort Gilead en mij behoort Manasse,Efraïm is de schutse van mijn hoofd,Juda is mijn heersersstaf;
10 Moab is mijn wasbekken,op Edom werp ik mijn schoen,over Filistea juich ik.
11 Wie zal mij naar de versterkte veste brengen,wie zal mij naar Edom geleiden?
12 Zijt Gij het niet, o God, die ons verstoten hadt;zult Gij, o God, niet uittrekken met onze heerscharen?
13 Bied ons hulp tegen de tegenstander,want mensenhulp is ijdel.
14 Met God zullen wij kloeke daden doen,want Hij zelf zal onze tegenstanders vertreden.