1 Voor de koorleider. Bij snarenspel. Van David.
2 Hoor toch, o God, mijn smeking,sla acht op mijn gebed.
3 Van het einde des lands roep ik tot U, omdat mijn hart bezwijkt;leid mij op een rots die mij te hoog zou zijn.
4 Want Gij zijt mij een schuilplaats geweest,een sterke toren tegen de vijand.