2 Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God,van Hem is mijn heil;
3 waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil,mijn burcht, ik zal niet te zeer wankelen.
4 Hoelang zult gij op een man aanstormen?Gij allen zult omvergestoten wordenals een hellende wand, een neerstortende muur.
5 Waarlijk, zij beraadslagenom hem van zijn hoogte af te stoten,zij scheppen behagen in leugen;zij zegenen met hun mond,maar in hun binnenste vloeken zij. sela
6 Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God,want van Hem is mijn verwachting;
7 waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil,mijn burcht, ik zal niet wankelen.
8 Op God rust mijn heil en mijn eer,mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God.