4 Hoelang zult gij op een man aanstormen?Gij allen zult omvergestoten wordenals een hellende wand, een neerstortende muur.
5 Waarlijk, zij beraadslagenom hem van zijn hoogte af te stoten,zij scheppen behagen in leugen;zij zegenen met hun mond,maar in hun binnenste vloeken zij. sela
6 Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God,want van Hem is mijn verwachting;
7 waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil,mijn burcht, ik zal niet wankelen.
8 Op God rust mijn heil en mijn eer,mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God.
9 Vertrouwt op Hem te allen tijde, o volk,stort uw hart uit voor zijn aangezicht;God is ons een schuilplaats. sela
10 Waarlijk, een ademtocht zijn de geringen,een leugen de aanzienlijken;in de weegschaal gaan zij omhoog,tezamen lichter dan een ademtocht.