1 Een psalm van David, toen hij in de woestijn van Juda was.
2 O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik,mijn ziel dorst naar U,mijn vlees smacht naar U,in een dor en dorstig land, zonder water.
3 Zo heb ik U in het heiligdom aanschouwd,ziende uw sterkte en uw heerlijkheid.
4 Want uw goedertierenheid is beter dan het leven;mijn lippen zullen U roemen.
5 Zo wil ik U prijzen mijn leven lang,in uw naam mijn handen opheffen.
6 Als met vet en merg word ik verzadigd,mijn mond looft met jubelende lippen,